Lees de teksten en maak de opdrachten op het werkblad. Op deze pagina vind je de geluidsbestanden die je nodig hebt.
Bij opdracht 3 – Welke slaginstrumenten hoor je?
Bij ‘De trommel hoor je overal’
Welke groep hoor je spelen? Waarom denk je dat?
Bij Opdracht 5 – Welke instrumenten hoor je?
Eerst moet je dus weten hoe de instrumenten die op je werkblad staan heten. Gebruik het internet om ze op te zoeken.
Daarna luister je naar deze geluidsbestanden. Welke instrumenten hoor je? Als je dat hebt weten te achterhalen, zet er dan achter of ze wel of geen toon hebben.